-
1 enrouler
enrouler [ãroelee]1 oprollen ⇒ opwinden, opwikkelen♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. voprollen, opwinden2. s'enroulerv1) slingeren, kronkelen -
2 lover
lover [lovvee] -
3 blottir
blottir (se) [blottier]〈 werkwoord〉2 wegkruipen ⇒ weg-, ineenduiken, zich verschuilen3 zich nestelen ⇒ zich vlijen, (lekker) gaan zittenv( se blottir)1) wegkruipen, zich verschuilen2) ineenduiken, zich klein maken3) zich vlijen -
4 ramasser
ramasser [raamaasee]1 bijeenbrengen ⇒ verzamelen, bijeenvegen3 oprapen ⇒ lezen, plukken♦voorbeelden:v1) verzamelen, bijeenbrengen2) oppakken [politie]3) oprapen, plukken4) oplopen [ziekte]5) krijgen [slaag] -
5 pelotonner
pelotonner [pəlottonnee] -
6 recroqueviller
recroqueviller [rəkrokviejee]1 doen verschrompelen ⇒ krommen, doen buigen2 ineenduiken ⇒ zich oprollen, ineenkrimpen -
7 rouler
rouler [roelee]♦voorbeelden:la vie humaine roule sur des probabilités • het leven hangt van toevalligheden aan elkaarII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rollen ⇒ oprollen, draaien, doen rollen♦voorbeelden:rouler en boule • tot een prop maken¶ rouler les ‘r’ • de ‘r’ laten rollen♦voorbeelden:scène à se rouler par terre • scène om je dood te lachenv1) rollen2) rijden, lopen3) slingeren [schip]4) zwerven5) gaan (over), draaien (om) -
8 replier
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский